Home Nieuws Voorzieningenrechter bepaalt dat ING bank vooralsnog geen nadere persoonsgegevens aan BREIN behoeft te verstrekken

Voorzieningenrechter bepaalt dat ING bank vooralsnog geen nadere persoonsgegevens aan BREIN behoeft te verstrekken

De voorzieningenrechter te Amsterdam oordeelde op 14 mei 2013 dat de
ING bank geen nadere persoonsgegevens hoeft te verschaffen aan BREIN
van de gemachtigde voor een bankrekening die voor een anonieme illegale
site wordt gebruikt. ING had in een eerder stadium wel al
persoonsgegevens van de rekeninghouder zelf aan BREIN verstrekt alsmede
gegevens over recente transacties waaronder pin-opnames. Ook heeft ING
na melding door BREIN de rekening eigener beweging geblokkeerd. BREIN is
het niet eens met de overwegingen van ING die door de
voorzieningenrechter zijn gehonoreerd en gaat in hoger beroep.
Naar aanleiding van het verweer van ING overwoog de voorzieningenrechter dat de bank niet instrumenteel is bij het illegale aanbod door de site, dat BREIN meer had kunnen doen ten aanzien van de domeinnaamhouder en de Russische hosting provider, dat BREIN de rekeninghoudster eerst nog had kunnen aanschrijven of in rechte oproepen, en tenslotte, dat BREIN aangifte had kunnen doen om vervolgens bij het OM gegevens van de verdachten op te vragen.

Naar de mening van BREIN is het niet relevant dat de illegale site ook zonder de bank kan bestaan. BREIN vordert overigens niet het staken van de dienstverlening maar de identiteit van een betrokkene teneinde de verantwoordelijke(n) te kunnen aanspreken. De bank is instrumenteel voor het doorsluizen van inkomsten uit de illegale site en heeft de persoonsgegevens van een betrokkene.  De rekeninghoudster die als tachtigjarige al enige jaren geleden naar een Zuid-Amerikaans land verhuisde, is naar verluid inmiddels overleden. Dat zij, zoals reeds door BREIN werd betoogd, de site inderdaad niet beheert lijkt daarmee vast te staan. De gemachtigde voerde transacties uit met de pinpas van de overledene terwijl op de bankrekening gelden binnen kwamen voor een site die nog altijd actief beheerd wordt. ING weigert derhalve gegevens te verschaffen die hoogst waarschijnlijk leiden tot het identificeren van de dader en daarmee tot het kunnen doen stoppen van de inbreuk door het aanspreken van de verantwoordelijke(n).

Met de overweging dat BREIN meer zou hebben kunnen doen ten aanzien van de domeinnaamhouder te Litouwen en de Russische hosting provider, gaat de rechter in op onjuiste argumenten die ING ter zitting heeft aangevoerd. Het adres van de vermeende domeinnaamhouder is vals en hosting providers in Rusland weigeren nog steeds sites af te sluiten zolang er maar betaald wordt. Dat de sommatie niet in het Russisch gesteld was, heeft daar geen invloed op. Vanzelfsprekend blijft BREIN zoals gebruikelijk alle mogelijke aanknopingspunten volgen. Dat is juist de reden dat ING werd benaderd nadat vorige zomer de bankrekening op de illegale site verscheen. Andere nieuwe aanknopingspunten die daarnaast kunnen ontstaan worden ook opgevolgd.

Tenslotte gaat de rechter er ten onrechte vanuit dat BREIN middels aangifte de naam-, adres- en woonplaatsgegevens van verdachten van het Openbaar Ministerie kan verkrijgen ongeacht vervolging. Die gegevens worden alleen bekend op het moment dat het OM tot vervolging overgaat. De Aanwijzing intellectuele-eigendomsfraude (beleidsregels waar het OM door de rechter aan mag worden gehouden en waar door een verdachte een beroep op kan worden gedaan) luidt nu juist dat civielrechtelijke handhaving door de rechthebbenden zelf voorop moet staan. Desalniettemin overweegt BREIN alsnog aangifte te doen teneinde dit punt te staven.

“De positie van banken mag niet tot de onaanvaardbare situatie leiden dat oplichters er op kunnen vertrouwen dat hun gegevens niet aan de benadeelde bekend worden gemaakt”, zegt BREIN directeur Tim Kuik. “Nederland kent geen bankgeheim juist omdat dat oplichters en fraudeurs in de kaart zou spelen. Slachtoffers moeten civielrechtelijk verhaal kunnen halen. Ook als het om intellectueel eigendomsfraude gaat. Met name omdat het beleid van de overheid is dat rechthebbenden primair zelf civielrechtelijk hun recht moeten handhaven.”

Lees het volledige vonnis hier…